zaterdag 21 april 2012

Het leven is vurrukkulluk

Auteur: Remco Campert
Titel boek: Het leven is vurrukkulluk.
Plaats van uitgave: Amsterdam
Jaar van eerste uitgave: 1961
Uitgave die ik gelezen heb: 2011 editie voor Nederland leest.
Genre: Roman

Korte samenvatting:

Het verhaal begint op een zondagmorgen in het park. Mees en Boelie hebben daar een vijftienjarig meisje (Panda) ontmoet. Ze lopen een beetje rond, kijken naar de eendjes en ze kopen een ijsje. Dan gaan ze naar een uitspanning om een drankje te pakken. Panda gaat dan naar de dame (Rosa Overbeek) die daar toezicht houdt. Terwijl Mees en Boelie een drankje nuttigen komt er een oude grijsaard bij hen zitten. Zij praten wat, vooral over de jeugd van deze dagen. Als Panda zich dan weer bij hen voegt, besluiten ze naar het huis van Mees en Boelie aan de rand van het park te gaan. De grijsaard volgt hen en de drie raken van hem geïrriteerd en slaan hem neer. Ze pikken zelfs 200 gulden die de oude man bij zich had. Eenmaal in het huis aangekomen probeert Mees Panda te versieren en het bed mee in te krijgen. Daarvoor moet Boelie natuurlijk weg en Mees verzint dus allerlei smoezen voor hem. Het blijkt even later dat Boelie een afspraak had met de journalist Ernst-Jan Zoon om te praten over het leven van een dichter (Boelie is namelijk dichter). Boelie vertrekt en een paar momenten later ligt Mees met Panda in bed. Na de seks vertelt Mees uitgebreid over jeugd en zijn leven als jazzpianist in slechte kroegen. Ondertussen wordt Boelie dus geïnterviewd door Ernst-Jan Zoon. De twee kennen elkaar al redelijk en na afloop van het interview, wat trouwens één groot fantasieverhaal is geworden, vertelt Ernst-Jan aan Boelie dat hij zijn vrouw Etta ervan verdenkt vreemd te gaan. Ernst-Jan vraagt Boelie de zaak te onderzoeken en Boelie besluit met Ernst-Jan mee te gaan. Bij Ernst-Jan’s huis aangekomen gaat Ernst-Jan naar een voetbalwedstrijd luisteren terwijl Boelie Etta, die zich in de tuin bevindt, gezelschap gaat houden. Na een tijd probeert Boelie Etta te versieren, maar dan stelt Etta voor om naar het huis van de buren te gaan, die op dat moment toch hun wekelijkse autotochtje houden. Boelie gaat mee en bijna gaan ze met elkaar naar bed. Plotseling komen echter de buren thuis en Boelie verzint een smoes en uiteindelijk komen ze er mee weg. De grijsaard is inmiddels weer bij bewustzijn gekomen en merkt dat zijn geld weg is. Tjeerd Overbeek, die al een tijdje stond toe te kijken, stelt de grijsaard voor om er voor te zorgen dat hij zijn geld terugkrijgt. Daarvoor gaan ze naar Rosa Overbeek om advies. Rosa, Tjeerd’s tante, blijkt echter een oude klasgenoot van de grijsaard (die Kees heet) te zijn. Ze gaan dus oude herinneringen ophalen en Tjeerd merkt dat hij overbodig is geworden. Mees en Panda besluiten om van de tweehonderd gulden van Kees een feest te geven. Ze gaan daarvoor naar Jens om drank in te slaan. ’s Avonds als het feest van Mees en Panda in volle gang is, komt Tjeerd aan de deur. Hij weet niet precies wat hij moet doen, maar dan komt een dronken feestganger die hem mee naar binnen sleurt. Binnen is er Etta die ruzie heeft met Ernst-Jan die daaropvolgend met Boelie naar een bed op zolder gaat. Panda die bij Jens in de auto zit om de drank af te leveren, heeft geen zin meer in het feest en vraagt Jens haar thuis te brengen. Op het feest ziet Mees een jongen met een paraplu uit het zolderraam springen en veilig landen. Op dat moment voelt Mees zich voor het eerst in zijn leven echt gelukkig.









1.       Verwachtingen

Ik had al eerder een boek gelezen die door Nederland Leest werd gedistribueerd, namelijk De grote zaal van Jacoba van Velde. Een boek dat ik om eerlijk te zijn ontzettend saai vond, het boek Oeroeg van Hella S. Haasse vond ik dan juist wel weer een leuk. Ik wilde Nederland Leest nog een kans geven om het ‘drama’ met De grote zaal goed te maken door hun uitgave van het Het leven is vurrukkulluk te lezen. Mijn verwachtingen van dit boek waren gemengd; aan de ene kant vreesde ik voor nog een saai boek, aan de andere kant leek de titel juist wel weer leuk (ook doordat ik een zwak heb voor opzettelijk overdreven fonetisch spellen) .

2.       Motieven en thema

Losbandigheid, een veel terugkerend motief in dit boek. Mees, Boelie en Panda zijn eigenlijk alle drie erg losbandig, hun doel is simpelweg zoveel mogelijk plezier te maken, wat zich uit in seks en gefeest. Daar tegenover staat Tjeerd Overbeek, die zich eigenlijk een beetje als “een ouwe lul” gedraagt voor zijn leeftijd, zo praat hij in bijzijn van anderen heel netjes en vindt hij die wilde feesten die gegeven worden maar helemaal niks.

Liefde komt in verschillende vormen regelmatig voor in het boek; namelijk vleselijke liefde, oftewel seks, en echte verliefdheid. Zo vertelt Mees nadat hij net seks heeft gehad met Panda hoe hij vroeger nog werkte in een smerige bar, Billy’s Bar. In die periode was hij stapelverliefd op een getrouwde vrouw en had seks met haar als haar man er niet was, dat terwijl hij nog aardig goed bevriend was met haar man. In de periode dat het boek zich afspeelt komt Mees erachter dat hij verliefd is op Panda, ook al wilt hij dat helemaal niet. Nadat hij seks met haar gehad heeft en hij zijn verhaal aan haar verteld heeft, wilt hij eigenlijk zo snel mogelijk weer van haar af.

‘Verhoudingen moeten kort zijn, anders zet verveling in en uit verveling trouwen mensen. Maar ze bestaan, zulke meisjes. Die er nog eerder genoeg van hebben dan jij. Ze zijn levensgevaarlijk. Je blijft achter ze aanlopen, als de ezel achter de wortel, omdat je het niet kunt verkroppen de bons te krijgen.’ Bladzijde 115.

Dit is de gedachte van Mees, wat ook weer terugslaat op de losbandigheid. Panda is hem echter voor en Mees kan zichzelf wel voor zijn kop slaan. Hij overtuigt haar om samen weg te gaan, later besluiten ze naar Jens te gaan om drank te kopen voor een feest dat ze die avond gaan feesten. Tijdens het feest die avond gaat Panda mee met Jens om nog wat meer drank te halen maar laat Jens haar thuisbrengen, ze heeft genoeg gehad en Mees realiseert zich dat hij van haar af is.

Taalgebruik, wat zeer opvallend is in dit boek, is het taalgebruik. Op het eerste gezicht lijkt het gewoon algemeen beschaafd Nederlands met af en toe opzettelijk overdreven fonetische spelling, als een soort grapje van de auteur. Maar het zit eigenlijk anders: Het taalgebruik wordt juist platter en simpeler als de personage die het zegt zich erg op zijn of haar gemak voelt. Tjeerd blijft echter wel het hele boek zo formeel mogelijk praten, alleen bij dingen die hij verafschuwt maakt hij fouten:

‘Om de verworvenheden van tweeduizend jaar christendom lachen ze. Ze stellen slechts belang in viesziek plezier, auto’s en ziekelijke kunstuitingen, zoals jazzmuziek en cojbojfilms.’ Bladzijde 101.

Als hoofdmotief denk ik dat ‘een zoektocht naar geluk’ kan worden aangewezen. Alle personages in het boek zijn, bewust of onbewust, bezig met het zoeken naar geluk. Etta Zoon denkt dat haar man niet meer van haar houdt en zoekt haar geluk ergens anders, bij Boelie. ‘De grijsaard’ probeert zijn laatste dagen zo gelukkig mogelijk te slijten, dit doet hij door het te proberen nog steeds te stappen met jongere dames, wat hem niet altijd in dank wordt afgenomen. Als Tjeerd hem dan naar zijn tante Rosa brengt, dan hoeft ‘de grijsaard’ niet meer verder te zoeken, hij heeft zijn oude liefde teruggevonden en daarmee ook zijn geluk.
Tjeerd gedraagt zich een beetje anders dan zijn leeftijdsgenoten; meer als een ouwe lul dan een veel uitgaand feestbeest, Tjeerd probeert ook maar de dagen zo leuk mogelijk door te komen, dit doet hij door oudere mensen zoals ‘de grijsaard’ te helpen. Als dit echter niet mogelijk is dan heeft hij ook weinig meer te doen. Tjeerd is wel erg benieuwd of het leven van zijn leeftijdsgenoten wel gelukkiger is, daarom gaat hij dan ook naar het feest van Mees.
Panda zoekt haar geluk door zoveel mogelijk plezier te maken in de vorm van feesten en stappen. Mees en Boelie zoeken hun geluk eigenlijk alleen maar in seks, ze weten niet waar ze anders moeten zoeken, eigenlijk krijgen ze beide de oplossing toegereikt: Boelie krijgt Etta en Panda zorgt er zelf voor dat ze niet gebonden raakt aan Mees wat Mees geruststelt. Een jongen wilde met een met een paraplu uitgeklapt uit het zolderraam springen, Mees weigert dit eerst maar later staat hij dit toe. Als hij dan de jongen veilig ziet landen ziet hij dat alles nog mogelijk is en voelt hij zich helemaal gelukkig.

‘Mees stond voor het raam en zag hoe op nog geen twee meter afstand van hem de jongen, aan zijn paraplu hangend, langzaam en statig naar beneden kwam zweven en veilig in de tuin daalde. ‘Een wonder’. Mees hief zijn glas naar de jongen, die zijn paraplu dichtklapte en een kleine buiging maakte. Mees draaide zich om, overzag het feest en begon te lachen. Een gevoel van geluk, zo hevig als hij het nog nooit had gekend, stroomde door hem heen en verzoende hem met bijna alles.’

3.       Beoordeling

Dit boek lees je zo weg. Het is heerlijk simpel geschreven, korte zinnen geen moeilijke woorden en voor de verfrissing(althans op het eerste gezicht) een paar woorden zo fonetisch mogelijk gespeld, zie ook de titel van het boek Het leven is vurrukkulluk.  

‘Boelie vertelt zijn levensloop, een groot dichter, een gekweld mens, mijn vriend. Viste achter het net, maar dat was duidelijk de opzet van het lot, dat mij nodig had en niet hem om deze dag volledig te maken.
                ‘Ik heb trek in nijslollie.’
                ‘Hier heb je nijslollie.’’
Bladzijde: 82

Wat ik vooral zo leuk vindt aan dit boek is dat het maar over één dag gaat, één dag waarin van alles gebeurt met situaties die op het eerste gezicht allemaal los van elkaar staan maar aan het einde van de dag samenkomen.

De personages zijn ook goed gekozen, van elk type mens is er wel één gepakt en om ze dan toch allemaal aan elkaar te verbinden, direct of indirect, is heel leuk gevonden in dit boek.

4.       Eindoordeel

‘Toen ging hij schor lachend overeind zitten en herhaalde de kloe van de anekdote. Zijn lachen werd steeds schorrer en ging al spoedig over in hoesten en roggullun. Fluim. Fledder. In het gras van de speelweide. Erg onsmakelijk.’          Bladzijde 83.

Wat ik hier zo leuk vind is dat Remco Campert hier zelf commentaar geeft op ‘de grijsaard’, dit gebeurt wel vaker en zeker in combinatie met het taalgebruik zoals dat ook in dit citaat staat zorgt ervoor dat dit voor grote verfrissingen zorgt in het boek. Ik weet ook niet helemaal wat het is maar ik vind zulk taalgebruik zo verschrikkelijk grappig, ik heb dan regelmatig gniffelend met mijn neus in dit boek gezeten.

‘Maar ben ik de liefste?’
‘Eén van de liefsten. Ach, onzin, je bent het liefste.’
‘En ook het mooiste?’
‘Ja, ook het mooiste.’
‘En ook het opwindendste?’
‘Ja.’
Ja het is waar. Maar het is altijd anders.’

Mees liegt hier tegen zichzelf, voor hem is deze keer anders, wat later in het boek zal blijken als hij niet wilt dat Panda weggaat. Hij weet dat hij haar zo snel mogelijk moet wegsturen dan is hij van haar af en krijgt hij geen sterke binding met haar. Ik vind dat Remco Campert dit ook subliem heeft gedaan; zijn hoofdpersonen zijn bewust of onbewust, op zoek naar geluk, krijgen die vervolgens aangereikt maar zijn er vervolgens onzeker over. Ze weten nog niet helemaal wat ze ermee aan moeten.

Al met al heeft dit boek zijn positieve verwachtingen meer dan waar gemaakt; de reputatie van Nederland leest is hersteld in mijn ogen. Wat een geweldig boek.





Geen opmerkingen:

Een reactie posten